Toerisme: prioriteit nummer 1?

(Bijdrage van een consultant in 2001).

 

 

De woordvoerder van CHATA, Billy Jonckheer, en de voorzitter van de VBC, Bas Kooyman, zijn het met de gedeputeerde van Toerisme, Ramon Chong, eens: toerisme moet prioriteit nummer 1 zijn voor de Curaçaose economie. Deze captains of industry voorspellen sinds enkele jaren een economische jumpstart, die via het toerisme, met name via uitbreiding van de hotelkamercapaciteit, zal plaatsvinden. Vandaar de beleidskeuze van de gedeputeerde voor 'kamber, kamber i mas kamber'.

 

Het bestuursakkoord van de huidige coalitie (Akuerdo di gobernashon 1999-2003, pag.16) stelt: 'speshalmente e sektor turístiko tin hopi potenshal pa kresementu rápido' en beoogt 'aselerá proyektonan wantá òf stanká i atkisishon agresivo di invershon, speshalmente den sektor turístiko.' De coalitie krijgt in deze bijval van de voorzitter van de sectorale vakbond Horecaf, Humphrey Mongen. Die vindt dat het toerisme de enige sector is die op korte termijn werkgelegenheid kan scheppen; hij is het dan ook met de gedeputeerde eens dat het aantal hotelkamers flink moet worden uitgebreid.

 

Nu worden er de laatste tijd inderdaad meer en meer kamers gebouwd (en meer en meer palmbomen geplant), maar van enige economische jumpstart valt weinig te merken. Er komen niet meer en meer toeristen die meer en meer spenderen en ons bovendien relatief minder en minder kosten (economisch, sociaal en ecologisch). Het pro-toerisme discours van de bovengenoemde "Heeren" bestaat in feite uit subjectieve, soms politiek gedreven uitspraken en kreten; hun vertrouwen in het toerisme wordt vooralsnog niet gedragen door de werkelijkheid.

 

Wat is er gaande? Ten eerste zou het kunnen zijn, dat de captains of industry op ons eiland voor het toerisme hebben gekozen bij gebrek aan een beter alternatief of creatievere oplossing, of simpelweg omdat toerisme een belangrijke industrie is in de meeste landen in onze omgeving. Maar het is niet duidelijk waarom Curaçao dan per sé vergeleken zou moeten worden met de massa-toerisme eilanden zoals Aruba, St.Maarten, de Bahamas, Barbados en Jamaica, en niet met eilanden waar toerisme een meer bescheiden rol speelt, zoals Trinidad & Tobago, Puerto Rico en Dominica (olie-industrie, zakelijke dienstverlening, landbouw).

 

Ten tweede schijnen wij op Curaçao oogkleppen op te hebben en het te vertikken lering te trekken uit hetgeen er elders gebeurt. Het CTDB wil met zijn leuze 'Turismo tin algu aden … pa bo tambe', het Curaçaose volk doen geloven dat het toerisme in het belang van iedereen is en dat iedereen er een centje van kan meepikken. Niemand in de sector durft echter te wijzen op de vele nadelen van het toerisme zoals het in de Caribische regio voornamelijk wordt bedreven. Die nadelen staan beschreven in een inmiddels toch wel zeer uitgebreide literatuur. Enkele van de in de literatuur meest genoemde nadelen van het toerisme zijn:

·          De ongelijke verdeling van de baten van het toerisme: lokale werkgelegenheid blijft veelal beperkt tot laagbetaald werk in de dienstensfeer voor laaggeschoolden. Dus, toerisme heeft zeker niet voor iedereen 'algu aden'.

·          Seizoengebondenheid (werkgelegenheid en opbrengsten kunnen enorm fluctueren van hoog- tot laagseizoen) en kwetsbaarheid voor conjuncturele schommelingen in de landen waar de toeristen vandaan komen.

·          De winsten neigen weg te vloeien naar het buitenland omdat de toeristische industrie sterk afhankelijk is van de invoer van voedsel, entertainment en dergelijke, van buiten-landse investeringen en buitenlandse eigendom/beheer van hotels, transport and reisdiensten. Vanwege het gebrek aan linkages tussen het toerisme en overige lokale sectoren, kan een eventuele jumpstart in het toerisme neerkomen op een valse start, met weinig duurzame impact voor de economie als geheel (gering multiplier effect).

·          Een negatieve invloed op de lokale cultuur, inclusief normvervaging (materialisme, consumerism, prostitutie).

·          Nadelige gevolgen voor het zo kwetsbare milieu van kleine, eilandelijke staten in ontwikkeling.

 

Een derde mogelijke verklaring voor de kloof tussen het discours en de werkelijkheid van het toerisme, is dat we snel geloven in mensen met status (captains of industry) of mensen die zich voordoen als autoriteit (experts); we neigen deze mensen nog sneller te geloven als ze buitenlanders zijn. Hiervan wel bewust, beweren de lokale politici en sectorvertegen-woordigers dat de verschillende internationale experts die de laatste jaren hun licht hebben doen schijnen over de Curaçaose economie, het toerisme hebben aangeraden als vliegwiel van economische groei en ontwikkeling. Deze bewering wordt overgenomen, men begint elkaar na te praten, veelal zonder in feite de betreffende rapporten te hebben gelezen, en zo ontstaat een discours dat velen accepteren, maar dat niet noodzakelijkerwijs met de realiteit overeen komt.

 

Het is daarom nuttig om enkele van de rapporten van de internationale experts na te slaan.

 

Het rapport van de Inter-American Development Bank (IDB) van 1997 spreekt zich in feite in zeer voorzichtige bewoordingen uit over het potentieel van de toeristische sector. Op pag.16 van de Executive Summary staat dat 'Tourism might offer a sound basis for achieving greater competitiveness' voor Curaçao; dit is absoluut geen duidelijke stelling-name. De achtergrondstudie van De Montfort University doet op pag.25 bovendien de volgende aanbeveling: 'it would appear a good time for Curaçao to review its current plans in tourism development in an effort to determine how realistic and feasible are its objectives.'

 

Voor zover toerisme wordt aanbevolen in het IDB-rapport, geldt die aanbeveling niet zo zeer voor Curaçao maar voor de Nederlandse Antillen als geheel. Bovendien is de aanbe-veling hoofdzakelijk gebaseerd op het feit dat toerisme reeds een voorname economische pijler is op de meeste (andere) eilanden van de Nederlandse Antillen. Op Curaçao is dit nou net niet het geval: Curaçao heeft in verhouding tot eilandelijke bevolkingsgrootte en landoppervlak, het kleinste aandeel in het totaal aantal bezoekers dat naar de vijf Antilliaanse eilanden komt.

 

Het Wereldbank-rapport van april 2001 spreekt wèl een duidelijke aanbeveling uit ten gunste van het toerisme: 'In Curaçao especially … the emphasis has to shift towards tourism' (pag.4) en ook: 'The potential for increased earnings from tourism in Curaçao is great' (pag.23). Maar het is geheel niet duidelijk op welke objectieve argumenten deze aanbeveling zou zijn gebaseerd. Er wordt gesproken over een groot 'underutilized potential for tourism' (pag.24) en er wordt verwezen naar de onderbenutting van de binnenstad, de kuststrook en de natuurgebieden, maar overtuigend is het niet. Tegelijkertijd wordt namelijk ook gewezen op het gebrek aan een 'critical mass of hotel rooms. This limits the potential for increased airlift and makes destination advertising problematic and expensive.' (pag.24).

 

De onderbouwing door de Wereldbank van het toeristisch potentieel van de andere Nederlands-Antilliaanse eilanden is veel overtuigender. Bonaire heeft duidelijke voordelen: 'unique snorkeling and scuba diving, and its beautiful nature and beaches offer great opportunities for increased tourism, including eco-tourism.' (pag.24) 'For deep-water scuba divers Saba is a world-class destination.' (pag.26) En voor St.Maarten is het zaak om het potentieel van het toerisme te herwinnen na de schade die is toegebracht door de recente reeks orkanen: 'St. Maarten hopes to recoup the overnight tourism … [and] … reestablish the Island as a resort destination … [while] … cruise ship tourism is booming.' (pag.25).

 

In juli 2001 verscheen het rapport van de Foreign Investment Advisory Service (FIAS) over het investeringsklimaat van Curaçao. De FIAS is een joint service van de International Finance Corporation en de Wereldbank, en daarom is het frappant dat hun rapport een heel ander beeld geeft van het Curaçaose toerisme dan het rapport van de Wereldbank. Het FIAS-rapport stelt wel dat 'Curaçao has the capacity to expand tourism investment … Curaçao has the unique opportunity to position itself as a differentiated destination in the Caribbean, targeting upscale tourists that are willing to pay an extra cost in exchange for a less "mass" destination, better services and a more eco-oriented product.' (pag.44) Maar zover is het nog lang niet met de kwaliteit van de dienstverlening en het eco-product, en bovendien mikt de zittende gedeputeerde juist op meer massa ('Kamber, kamber i mas kamber')! Tenslotte suggereert de FIAS dat 'A well-defined strategic plan will set the direction for such a development.' Ja ja, maar het visionair vermogen dat daaraan ten grondslag moet liggen is nog lang niet waarneembaar bij onze leiders.

 

Belangrijk aspect van het FIAS-rapport is een opsomming van de nadelen en beperkingen waarmee het Curaçaose toerisme te maken heeft:

·          Afhankelijkheid van de centrale overheid voor goedkeuring inzake incentives, financie-ring, airlift en dergelijke.

·          Red tape in het algemeen.

·          De hoge prijs van het product (in vergelijking tot de regio) vanwege een relatief hoge kostenstructuur (hoge loonkosten en belastingen en dure voedselimport, nutsvoorzie-ningen en infrastructuur).

·          Gebrekkige airlift.

·          Arbeidstekorten: 'There has traditionally been a shortage of local labor willing to work in the tourism sector because not enough Antilleans view tourism related jobs, especially hotel work, to be attractive. Seasonal shifts in labor demands also play a role. In recent times, this has been compounded by the departure of many island residents …' (pag.43)

 

Een niet mis te verstaan lijstje.

 

Men zou nog meerdere documenten kunnen naslaan, zoals het Multi-annual Economic Program van DEZ, het Tourism Master Plan van CTDB, de doorlichting van Price-WaterhouseCoopers inzake de toeristische sector en het CTDB in het bijzonder, op zoek naar steekhoudende argumenten voor de keuze voor het toerisme, maar het zal reeds duidelijk zijn dat de lofzang voor het toerisme van de "Heeren" Chong cum suis niet wordt gestaafd door enigerlei technische analyse. Er bestaat in feite geen enkele studie die heeft aangetoond dat het Curaçaose toerisme een comparative advantage (ten opzichte van de concurrentie in de Caribische regio) en een competitive advantage (ten opzichte van andere mogelijke economische groeisectoren) heeft of kan ontwikkelen.

Wat er dus werkelijk gaande is, is dat de beleidsmakers en de captains of industry trachten een dominant discours tot stand te brengen in het belang van "het toerisme", of beter gezegd in het eigenbelang van buitenlandse investeerders en lokale profiteurs (inclusief henzelf).

 

In principe zal het de lokale politieke elite weinig uitmaken, welke economische sector kan worden aangewezen als prioriteit nummer 1 voor het eiland, als het maar een sector is waarmee de politici persoonlijk kunnen scoren. Scoren in de zin van groeiende populariteit onder de bevolking (met het oog op de volgende verkiezingen). En ook scoren in financieel opzicht middels het verkrijgen van verschillende (directe of indirecte en meer of minder corrupte) vormen van "sponsoring" door kapitaalkrachtige belangengroepen uit de betref-fende sector.

 

Wat scoren betreft is de toeristische sector uitermate geschikt, wellicht meer dan sectoren zoals de internationale financiële dienstverlening en e-commerce. Toeristische ontwikkeling vindt veelal projectmatig plaats; er kunnen deals worden gesloten met projectontwikkelaars. Het gaat in de sector vaak om infrastructurele projecten die duidelijk afgebakend zijn en voor de bevolking herkenbaar en zichtbaar zijn. Vrijwel ieder toeristisch project dat tot stand komt tijdens de termijn van een zittende gedeputeerde, en waar hij/zij een lintje kan doorknippen en een speech kan houden, wordt handig aangegrepen en aan het volk verkocht als een persoonlijke prestatie van de gedeputeerde en diens politieke partij.

 

Vandaar de keuze voor het toerisme als prioriteit nummer 1. Vandaar de noodzaak een pro-toerisme discours te creëren en te handhaven, in het eigen economisch belang van de lokale en buitenlandse elite (de invloedrijke spelers, de profiteurs, de "Heeren"), en ongeacht de werkelijke voor- en nadelen voor de lokale samenleving als geheel.

 

Naast de vele reeds genoemde nadelen en beperkingen van het toerisme, kunnen de volgende additionele bezwaren tegen de huidige vorm van toerisme op Curaçao worden genoemd:

·          Geen duidelijk identificeerbaar en verkoopbaar product zoals bijvoorbeeld Bonaire (rust en natuur) en Aruba (strand en casino). Het Curaçaose product is een ratjetoe van strand-, zee-, natuur-, cultuur-, casino-, prostitutie-, business- en kooptoerisme. Ook de nieuwe CTDB-directeur, Jim Hepple, geeft toe (nog) niet in duidelijke marketingtermen te kunnen aangeven wat de unieke Curaçao Experience is of moet zijn ('Worstelen met de Curaçao Experience', in Amigoe, 15 september 2001, pag.3).

·          Het toerisme leeft niet bij de eigen bevolking. Wenst het gewone volk toerisme op grote schaal zoals de politici dat voorstaan? Voelt iedereen dat toerisme 'algu aden' heeft voor zichzelf? Of is er eerder sprake van vervreemding bij de lokale bevolking?

·          Het contact tussen toeristen en lokale bewoners kan problematisch zijn (paternalisme, culturele stereotypering en racisme van de zijde van de toerist). Het schrille contrast tussen de overwegend blanke en rijkere buitenlandse toerist enerzijds, en de gekleurde, armere lokale bevolking anderzijds, is medebepalend voor enige mate van weerstand en weerzin tegen arbeid in de toeristische sector. De lokale bevolking herkent in dit contrast namelijk een weerspiegeling van de lokale sociale structuur, d.w.z. een hierarchische structuur gebaseerd op een samenvallen van kleur/etniciteit met inkomen/ klasse. Toerisme lijkt wat dit betreft niet bevorderlijk te zijn voor lokale inter-etnische relaties en natievorming. Ook is de huidige vorm van toerisme over het algemeen beledigend voor vrouwen en niet bevorderlijk voor evenwichtige, rechtvaardige gender-relaties.

·          Vervreemding treedt ook op vanwege het bittere contrast tussen de vermarkting van het eiland als paradijs en plaats van vertier en gerief voor de buitenlander enerzijds, en het feit dat onze eigen mensen wegvluchten naar het buitenland op zoek naar een betere toekomst, anderzijds.

·          Zolang de keuze valt op massatoerisme à la ex-gedeputeerde Benny de Mei (voorstan-der van megaprojecten zoals het Dome Project en Proyekto Kòrsou) en Ramon Chong ('kamers, kamers en meer kamers') zal het Curaçaose toerisme een ecologisch onduur-zame en sociaal-economisch onevenwichtige affaire blijven.

·          Het door de sectorale elite gevoede pro-toerisme discours strookt niet met de werkelijkheid; het komt neer op regelrechte volksverlakkerij in het economisch belang van een kleine groep profiteurs.

 

Op basis van het bovenstaande kan het volgende worden aanbevolen.

1.    Curaçao moet niet kiezen voor het typische massatoerisme, gelet op de vele nadelen daarvan. Curaçao moet absoluut niet Aruba tot voorbeeld nemen.

2.    De voorkeur moet uitgaan naar meer verantwoorde vormen van toerisme, gebaseerd op ecologische duurzaamheid, culturele sensitiviteit, empowerment van de lokale bevol-king en een sociaal rechtvaardige verdeling van kosten en baten.

3.    De voorkeur moet uitgaan naar kwaliteitstoerisme. Volgens Jim Hepple is dit ook de beste wijze om het nadeel van de hoge prijs van het Curaçaose product te compen-seren.

4.    De toerisme-sector moet efficiënter en productiever worden (een betere verhouding tussen economische kosten en baten).

5.    Het toerisme kan van bescheiden omvang blijven (een bescheiden aandeel in het BNP). De bestaande diversiteit van de Curaçaose economie (vergeleken met de andere Nederlands-Antilliaanse eilanden) hoeft niet te worden losgelaten.

6.    Curaçao zou ervoor kunnen kiezen zich te concentreren op haar historisch sterke punten: zakelijke dienstverlening en handel. Dit zou kunnen worden vertaald in meer aandacht voor telecommunicatie, electronische handel en business- en handels-toerisme.

7.    Tenslotte: keuzes moeten worden gebaseerd op serieus onderbouwde technische analyses. Het discours van elites en belangengroepen moet te allen tijde kritisch worden bekeken.

 

 

30 december 2001.